Posts

Posts uit april 1, 2012 tonen

de kruisiging

Afbeelding
Het kruis dragen. Het kruis dragen wat leven heet. En ieder heeft weer een ander kruis te dragen. Lang geleden was er een Mens die het kruis vrijwillig droeg. Hij wist de betekenis en droeg het gelijkmoedig, speelde de rol die Hij moest spelen. Hij kwam, en raakte aan. Zoveel dat Hij aanraakte in mensen. Gaf mogelijkheden. Niets was toevallig. Alles paste in elkaar, had een betekenis. De gebeurtenissen volgden elkaar op. Deze Mens droeg Zijn kruis Zijn leven voor anderen mensen. Daarin lag Zijn betekenis. Daarvoor was Hij gekomen. Om iets uit te dragen. Om iets voor te leven. Om iets aan te reiken. Om het hart te raken van ieder die ontvankelijk was. Om een wending teweeg te brengen. En velen harten heeft Hij geraakt. Beroering gebracht. Heel veel heeft Hij opgewekt. Zichtbaar gemaakt. Het staat geschreven in vele geschriften. Maar of wat geschreven staat de Waarheid was? Zoveel is geschreven. Hij was die Hij was. En Hij droeg Zijn kruis, Zijn leven tot

het Stiltepunt

Afbeelding
Dat zou toch geweldig zijn als meer en meer mensen waarlijk een innerlijk Stiltepunt in zich zouden kunnen vinden. Dat dit het ankerpunt wordt, de Verbinding van waaruit het leven zich verder ontvouwt, tot uitdrukking komt. Dat dit de toetssteen wordt in al ons handelen. Is dat niet de grootste daad die we kunnen doen, een waarlijke Go(e)de daad waarin God zich door ons heen kan uitdrukken. Wat zou dat een impact krijgen als overal waarlijk die Stiltepunten ontstaan. De grootste Kracht die er is, wat n uitstraling, wat n spiegel. Slechts Zijn die je bent, in Verbinding en je laat overal een stuk van die Stilte achter. Mensen om je heen zullen voelen dat er iets anders met jou is, maar t niet kunnen grijpen. Maar je zult een waar rustpunt zijn, een ware verademing in de stress en het tumult van deze wereld. De meeste hebben een heel ander basispunt, nulpunt, dat wat ze al heel hun leven gewend zijn, niet anders weten. Wat hen aangeleerd is op hun pad gekomen is. Dan is juist sti

2-1-62 avondlicht

De dorpsjongens vliegerden op de oever langs de rivier. Ze schreeuwden luidkeels, ze lachten, zaten elkaar achterna en waadden de rivier in om de gevallen vliegers te pakken. Hun opgewondenheid was aanstekelijk, want de ouderen stonden hoger op de oever naar hen te kijken en hen toe te roepen en aan te moedigen. Dit scheen het avondvertier voor het hele dorp te zijn; zelfs de hongerige, verwaarloosde honden blaften blij; iedereen had deel aan de opwinding. De rivier was alles voor hen. Nu en dan baadden ze erin, ze wasten er hun kleren en hun magere lichamen in, ze aanbaden haar en wierpen er bloemen in, als ze die konden krijgen, om hun eerbied te betonen; ze visten erin en stierven aan haar oever. De rivier bleef heel onbewogen onder hun vreugde en hun verdriet; ze was zo diep, ze droeg zo'n gewicht en zo'n kracht in zich. Zwaluwen vlogen heel laag en raakten bijna het water, dat de kleur van een zachtbrandend vuur had. Maar het grootste wonder van alles was de hemel, die

18-12-61 de stroom

Hoog in de bergen, tussen de dorre rotsen zonder boom of struik, was een kleine stroom, die uit massieve, ongenaakbare rotsen kwam. Het was nauwelijks een stroom te noemen, het was een straaltje. Bij het neerkomen vormde het een waterval, niet meer dan gemurmel; het kwam verder omlaag, omlaag het dal in en daar juichte het al over zijn kracht, over de lange weg die het door steden, dalen, bossen en open vlakten zou afleggen. Het zou een ontembare rivier worden, die buiten haar oevers zou treden, die zich al voortstromend zou zuiveren, zich over rotsen zou storten, naar verre landstreken zou stromen, eindeloos zou stromen naar de zee. Het was niet zozeer belangrijk om de zee te bereiken, dan wel om een rivier te zijn, heel breed, heel diep, rijk en prachtig. Ze zou de zee in stromen en verdwijnen in de wijde, bodemloze wateren. Maar de zee was ver weg, vele duizenden kilometers en van nu tot dan was ze leven, schoonheid en ongebroken vrolijkheid; niets kon dat verhinderen, zelfs de f

de Kracht

Afbeelding
Diep binnenin ieder is een lichte heldere Kracht die je draagt, waardoor het leven licht is. Dat is je draagvlak, daar ligt t fundament van je leven, daarin is t vervuld. Niets wordt dan meer gemist, alle verkramping en gespletenheid verdwenen. Van binnenuit, in die Verbinding kun je dan door t leven gaan met alles erop en eraan. In een ont-moeten van dit leven, als een uitdaging, als een grootse ont-dekkingsreis. Als je jezelf uiteindelijk overgegeven hebt aan Dat wat alles omvat. Daarin vindt je, je bedding, je drijfveer van leven. Alle eigenwilligheid verdwenen, en je volgt slechts. En je voelt, en je Weet dat t goed is. Dat het, het enig Goede is om te doen. Dat is het innerlijke richtsnoer waarmee je jezelf eigenlijk vrij maakt van de wereld om je heen. Je Weet wat is, elk nu, want Het spreekt altijd. Het is de meest harmonieuze Beweging die je kunt volgen. Het is een waarlijk meebewegen, al kan t soms lijken dat t tegen de stroom van de wereld ingaat. Maar uiteindelijk ka

15-12-61 avond

Het was een mooie avond. Er hadden zich enkele wolken verzameld om de ondergaande zon; er dreven een paar wolken, brandend van kleur en de jonge maan zat daartussen gevangen. Het gebulder van de zee drong door de palmen heen, die de woede temperden. De hoge, rechte palmen stonden zwart afgetekend tegen het felle, vlammende roze van de hemel en een vlucht witte watervogels trok groep na groep naar het noorden, hun dunnen poten achter zich gestrekt en hun vleugels langzaam bewegend. Op het moment dat de zon ondergaat nadert zachtjes over het land een ongewoon besef van vrede, een tederheid, een reiniging. Het is geen reactie; het is aanwezig in die stad met al zijn lawaai, zijn vuil, zijn drukte en zijn krioelende mensenmenigte; het is er op dat kleine plekje verwaarloosde aarde; het is waar die boom staat waarin een gekleurde vlieger is blijven hangen; het is er in die lege straat, voorbij de tempel; het is overal. Naarmate het donkerder werd, werd het steeds intenser en mooier. De

11-12-61 ochtendschemering

De ochtendschemering maakte geen haast. De sterren straalden nog, de bomen bleven in zichzelf gekeerd; er riep geen enkele vogel, zelfs de kleine uilen niet, die de hele nacht krassend van boom tot boom trokken. Op het gebulder van de zee na was het ongewoon rustig. Er hing die bepaalde geur van veel bloemen, rottend blad en vochtige grond; er was geen zuchtje wind en de geur was overal. De aarde wachtte op de dageraad en op de dag die komen zou. Er heerste afwachting, geduld en een ongewone stilte. Die stilte was Liefde. Niet de liefde voor iets of iemand, het was gewoon Liefde, zonder sentiment, zonder gevoelens. Het was iets dat compleet was in zichzelf, onbeschut, intens, zonder wortels en ongericht. Het geluid van die vogel in de verte was die Liefde. Ze was tijdloos en woordloos aanwezig. Ze was geen emotie, die verflauwt en wreed is. Omdat ze onbeschut was, was ze uiterst kwetsbaar en dus onverwoestbaar. Meditatie was het geluid van de vogel, die vanuit die leegte riep en he