Posts

Posts uit mei 8, 2011 tonen

8-6-41 zondagmorgen half 10

Ik geloof dat ik het maar zal doen: s' morgens voor het begin van het werk een half uurtje 'naar binnen slaan', luisteren naar wat er binnenin me zit. Je kunt het ook mediteren noemen. Maar van dat woord ben ik nog een beetje griezelig. Maar waarom eigenlijk niet? een stil half uur in jezelf. Het is niet genoeg alleen maar je armen en benen en alle andere spieren te bewegen 's morgens in de badkamer. De mens is lichaam en geest. En zo'n half uur gymnastiek en een half uur 'meditatie' kunnen samen een breed fundament van geconcentreerdheid leggen voor de hele dag. Maar het is niet zo eenvoudig, zo'n 'stille Stunde'. Dat wil geleerd worden. Alle kleinmenselijke rommel en franje zou dan moeten worden weggevaagd van binnen. Er is per slot altijd zo'n hoop onrust voor niks in zo'n klein hoofd. Verruimende en bevrijdende gevoelens en gedachten zijn er ook wel, maar de rommel is er altijd doorheen. En laat dat dan zijn doel zijn van mediteren:

17-3-41 centrum

Mijn centrum wordt met de dag steviger. Vroeger was ik, met al mijn krachtdadige, goed gefundeerde theorieen, toch maar een fladderend, onzeker vogeltje. En nu is er daar binnen in me dat centrum van kracht, dat ook kracht naar buiten uitstraalt, dat voel ik, ook aan de reacties van m'n medemensen op mij. En dit heeft niets te maken met geintroverteerdheid. Die kracht zit van binnen, een klein, besloten centrum op zichzelf, waar ik me soms even helemaal op terugtrek, als de buitenwereld me voor een moment te rumoerig is, maar voor de rest zijn al mijn zintuigen intens gericht op de werkelijkheid buiten me en wat ze daar waarnemen voeren ze naar het centrum, dat door iedere nieuwe indruk ahw versterkt wordt. Terwijl ik vroeger inderdaad door alle indrukken van buiten onrustig en onzeker gemaakt werd. Toen had ik steeds te kiezen tussen 2 toestanden, die hevig met elkaar in afwisseling waren: een toestand van volslagen afgetrokkenheid van de buitenwereld, een innerlijke harmonie, h

16-3-41 doorvoelen

Daareven, toen ik een half uur in de zon zat op de vuilnisemmer op ons stenen platje, met het hoofd geleund tegen de wastobbe en met de zon op de sterke, donkere, nog bladerloze kastanjetakken, heb ik even heel scherp omlijnd gevoeld het verschil tussen vroeger en nu./ En waar ik vanmorgen nog veel woorden voor nodig had om het weer te geven is nu gauw gezegd. Die zon op de donkere takken, de sjilpende vogels en ik op de vuilnisbak in de zon. Vroeger heb ik vaak zo gezeten, maar zo als vanmiddag heb ik me, behoudens een heel enkele keer, nooit gevoeld. Vroeger benaderde ik zo'n boom met zon met de geest. Ik wilde voor mezelf onder woorden brengen waarom ik het zo mooi vond, ik wilde begrijpen hoe het alles in elkaar zat, dat diepe gevoel, dat oergevoel wilde ik doorgronden met m'n geest, zo geloof ik het tenminste. Ik wilde dus de natuur, eigenlijk alles, aan mij onderwerpen, ik wilde het omvatten. En het doodsimpele nu is, dat ik alles onderga. Ik loop vol met een diep gev

15-3-41 haat

De grote haat tegen de Duitsers, die het eigen gemoed vergiftigt. Laat ze allemaal maar verzuipen, tuig, uitgassen moet je ze, deze uitingen behoren tot de dagelijkse conversatie en geven iemand soms het gevoel dat het niet meer mogelijk is in deze tijd te leven. Tot opeens enige weken geleden plotseling de verlossende gedachte kwam, die als een aarzelend, piepjong grassprietje omhoogstak tussen een woestenij van onkruid: En al zou er nog maar één fatsoenlijke Duitser bestaan, dan zou die het waard zijn in bescherming genomen te worden tegen de hele barbaarse bende en om die ene fatsoenlijke Duitser zou men dan niet zijn haat mogen uitgieten over een heel volk. Dit betekent niet dat men halfzacht staat tegenover bepaalde stromingen, men neemt stelling, men is op gezette tijden verontwaardigd over bepaalde dingen, men tracht wat inzicht te krijgen, maar die ongedifferentieerde haat is het ergste wat er is. Het is een ziekte van de eigen ziel. Haat ligt niet in mijn karakter. Zou ik in

15-3-41 kennis en wijsbegeerte

We zullen de wijsbegeerte definiëren als de blik op het geheel, als de geest, die zich over het leven spreidt en de chaos tot eenheid smeedt. Kennis is macht, maar alleen wijsheid is vrijheid. De cultuur in onze dagen is oppervlakkig en onze kennis gevaarlijk, omdat we rijk aan mechanismen en arm aan doelstellingen zijn. Het evenwicht van de geest, dat eens voortkwam uit een warm godsdienstig geloof, is verdwenen; de wetenschap heeft de bovennatuurlijke grondslagen van onze zedeleer weggenomen en de gehele wereld schijnt verteerd in een onordelijk individualisme, dat de chaotische verbrokkeling van ons karakter weerkaatst. Etty Hillesum

inleiding dagboek Etty Hillesum

Afbeelding
Het dagboek begint op zondag 9 maart 1941. In februari van dat jaar heeft zij een man ontmoet die in het brandpunt van haar denken en voelen zou komen te staan. Deze man is de handlijnkundige Julius Spier, een Joodse emigrant uit Berlijn die door Etty concequent S. wordt genoemd. Een zeer ongewone man, een magische persoonlijkheid zoals velen hem kenschetsten. Zijn gave om aan handen het leven te doorvorsen schijnt verbluffend en fascinerend geweest te zijn. Voor Etty in ieder geval is hij de grote katalysator van het zelfonderzoek dat zij op 9 maart vorm begint te geven. Een niet aflatend zelfonderzoek, dat op veel plaatsen universele gestalte aanneemt. Etty was een 'godzoeker', hetgeen uiteindelijk resulteert in de belevenis dat God werkelijk bestaat. Langzaam maar zeker vindt een verschuiving plaats naar een vrijwel onafgebroken godservaring. J.G. Gaarlandt. 13-3-41 bewustwording Zou er nu werkelijk een nieuwe fase in mijn leven gekomen zijn? Maar dat vraagtek